Mopleintje
van alles iets, maar niet alles!
© Mopleintje.nl 2023 All Rights Reserved.
Er waren zeven tantes, het waren zeven zusjes, ze hadden altijd taartjes en ze gaven altijd kusjes. De tantes waren dames. Hun salon stond vol antiek. Er was geen plaats voor heren, avontuur of romantiek. In Scheveningen stond hun huis - het was er stil en donker Het rook naar mottenballen en naar boenwas. Alles blonk er Overal pluche en kant. Er hingen spreuken aan de muur als Bijdt uw tijd en Looft den heer, Gedenkt uw stervensuur. De oudste tante heette Wijn, dan kreeg je tante Sien, die kon niet zo goed horen, maar ze kon wel alles zien. De keuken was haar koninkrijk, In haar kraakhelder schort stoofde ze andijvie, Brussels lof en pap van gort.
Vervolgens tante Jaantje, met een bochel en een wrat, waaraan (zo bleek wel bij het zoenen) een eng haartje zat. Dan had je saaie tante Rie en strenge tante Ko; de vrolijkste was tante Nel. De jongste heette Jo. Er stond ook een harmonium: een orgel in het klein daarop mocht niemand spelen, alleen maar tante Wijn, en heel soms tante Jo, want die was vreselijk begaafd - die gaf zelfs les op Zondagsschool en praatte zeer beschaafd. Maar tante Wijn, die was gewoon, alleen nogal volslank; zij haalde uit 't harmonium zo'n prachtig diepe klank. Ze zong uit volle borst en heel haar machtig achterwerk dat trilde en dat deinde bij Kortjakje in De Kerk. Ze zong van Blauw Geruite Kiel en van een Rozenknopje, van 't Groene Dal en 't Stille Dal en In Een Donker Slopje.. En heel soms speelde tante Wijn, speciaal op Jo's verzoek van het Haveloze Ventje Met De Scheuren In Zijn Broek.
Er woonde ook een kater, die kater heette Sjang; die ging daar in het tanteshuis zijn eigen katergang. Hij was op 't dak of in de kelder. Hij was niet verlegen, maar had geen zin in damespraat. Je kwam 'm niet vaak tegen. De tantes gingen soms naar 't strand en dronken slappe thee in een net damesrestaurant. Ze gingen niet in zee. Ze vonden roze schelpjes; geen zwaarden van piraten of aangespoelde haaientand of kisten met dukaten. Op een avond na het eten - sudderlapjes met puree - zei tante Nel: “'t Is bramentijd. Wie gaat er morgen mee? We gaan naar onze duinen, we nemen emmers mee, die plukken we dan vol en daarna zwemmen we in zee." Wat schrokken onze tantes! Tante Jo gaf zacht een gil en Sien struikelde bijna met de bordjes puddingdril. Ko deed haar strenge lippen boos en stevig op elkaar, Jaan viel haast van haar stoel af en Rie plukte aan haar haar. Ze zagen allemaal lijkbleek. Geen mens wilde meer eten. "De duinen zijn verboden, Nel," zei tante Ko verbeten. "Het is Verboden Toegang. Heb je dat dan nooit gezien? Er lopen koddebeiers rond en honden bovendien. Maar Nel zei:"Borden met Verbod?" Voor ONS zijn duinen vrij! Duinen is Scheveningen - Scheveningen, dat zijn WIJ. Dat bord Verboden Toegang is alleen voor Hagenezen - kom morgen dus maar rustig mee, je hoeft niet bang te wezen." "Maar Nel," zei Jaan geschokt, "denk toch eens aan 't Fatsoen! Jij wilt toch niet dat Scheveningers Onfatsoenlijk doen?" En Jo drong aan: "Toe, lieve Nel, die duinen zijn niet pluis' het zit er vol Enge Mannen. Nel, laat ons maar liever thuis". Maar hoe ze haar ook smeekten, tante Nel hield voet bij stuk: "Er is niets leukers in september dan de bramenpluk. En zijn jullie voor koddebeiers of voor honden bang? Dan nemen we bescherming mee: we hebben immers Sjang?"
En - 't is niet te geloven - na een nacht van angst en beven, stonden ze 's morgens klaar: waarachtig alle zeven! Ze waren nog een beetje bang en zongen dus heel hard van Welgeschapen Knapen en Michieltjes Jongenshart. Nou, dat ze bangig waren, dat kun je toch wel snappen? Wat stel je voor dat hen een koddebeier zou betrappen... Die sloeg hen in de boeien en wierp hen in 't gevang, daar moesten ze dan blijven, hun hele leven lang. Maar tante Nel kende geen vrees en bij het prikkeldraad vlak bij een bord Verboden Toegang, kroop ze heel kordaat daaronder door. De anderen volgden. En zelfs tante Wijn bekende met hoogrode blos: "Verboden doen is fijn." Het allerlaatst kwam kater Sjang, die wandelde bedaard onder het prikkeldraad door met een dunne, hoge staart. De tantes pakten emmers en ze hadden me een lol! Ze kletsten en ze giechelden en plukten emmers vol. Er kwam geen hond en Sjang lag als een zoete poes te spinnen en om een uur of twee zei Nel:"Vooruit, de buit is binnen,. Vooruit, ga mee de zee in, het plukken is gedaan - de hoeden af, de jurken uit, de badpakken gaan aan." Ze hadden badpakken met mouwtjes, dat stond keurig net, allemaal donkerblauw. Nee, dat van Jo was violet - dat vloekte wel een beetje. O! Ze waren door het dolle en wilden, tante Nel voorop, hard naar de zee toe hollen. Sjang hield niet zo van water en bood aan te zullen passen op alle emmers bramen, op de jurken en de jassen. Hij zag hoe daar de tantetjes tekeer gingen als wilden (hij schaamde zich wel enigszins, omdat ze zo hard gilden). Ze dansten in het water van Jan Huygen In De Ton en kregen kleurtjes op hun wanten - dat kwam van de zon maar ook wel van de opwinding. Ze kwamen hijgend terug en droogden zich toen lekker af en van elkaar de rug. Ze gingen suffen in het duin en kregen woeste dromen: Over een koddebeier die hen achterna wou komen... Over een Enge Man met vampiertanden en een rochel die tante Jaan wou zoenen en slinks grijpen bij haar bochel... En bij een vals harmonium donderde dominee: Verdoemd zijn Bramenplukkers en Zwemmers In De Zee... Gelukkig maar dat kater Sjang toen hard begon te mauwen - ze wisten, wakker plots, dat ze nu graag naar huis toe wouwen. Daar zaten ze wat stilletjes, Jo languit op de bank. Maar tante Sien ging aan de slag en maakte bramendrank: Ze deed eerst in een glazen pot suiker met brandewijn en dan de bramen uit de duinen - dat zou lekker zijn. En telkens als er in dat jaar een tante jarig was, dan pakten ze de glazen pot en dronken ze een glas. Soms zelfs twee glazen. Heerlijk! Maar ze hielden hun fatsoen: "Nooit drie, wist tante Ko secuur, "Daar ging je mal van doen." Kat Sjang kreeg ook een schoteltje met melk en bramensap, dat slobberde hij gulzig op, dan ging hij weer op stap. Hij zwiepte machtig met zijn staart en danste heen en weer, hij maakte op het dak een salto en kwam prachtig neer. Tekst Mieke Tillema Tekeningen Patsy Backx.
ZEVEN TANTES EN EEN KAT
Mopleintje
van alles iets, maar niet alles!
© Mopleintje.nl 2023 All Rights Reserved.
ZEVEN TANTES EN EEN KAT
Er waren zeven tantes, het waren zeven zusjes, ze hadden altijd taartjes en ze gaven altijd kusjes. De tantes waren dames. Hun salon stond vol antiek. Er was geen plaats voor heren, avontuur of romantiek. In Scheveningen stond hun huis - het was er stil en donker Het rook naar mottenballen en naar boenwas. Alles blonk er Overal pluche en kant. Er hingen spreuken aan de muur als Bijdt uw tijd en Looft den heer, Gedenkt uw stervensuur. De oudste tante heette Wijn, dan kreeg je tante Sien, die kon niet zo goed horen, maar ze kon wel alles zien. De keuken was haar koninkrijk, In haar kraakhelder schort stoofde ze andijvie, Brussels lof en pap van gort.
Vervolgens tante Jaantje, met een bochel en een wrat, waaraan (zo bleek wel bij het zoenen) een eng haartje zat. Dan had je saaie tante Rie en strenge tante Ko; de vrolijkste was tante Nel. De jongste heette Jo. Er stond ook een harmonium: een orgel in het klein daarop mocht niemand spelen, alleen maar tante Wijn, en heel soms tante Jo, want die was vreselijk begaafd - die gaf zelfs les op Zondagsschool en praatte zeer beschaafd. Maar tante Wijn, die was gewoon, alleen nogal volslank; zij haalde uit 't harmonium zo'n prachtig diepe klank. Ze zong uit volle borst en heel haar machtig achterwerk dat trilde en dat deinde bij Kortjakje in De Kerk. Ze zong van Blauw Geruite Kiel en van een Rozenknopje, van 't Groene Dal en 't Stille Dal en In Een Donker Slopje.. En heel soms speelde tante Wijn, speciaal op Jo's verzoek van het Haveloze Ventje Met De Scheuren In Zijn Broek.
Er woonde ook een kater, die kater heette Sjang; die ging daar in het tanteshuis zijn eigen katergang. Hij was op 't dak of in de kelder. Hij was niet verlegen, maar had geen zin in damespraat. Je kwam 'm niet vaak tegen. De tantes gingen soms naar 't strand en dronken slappe thee in een net damesrestaurant. Ze gingen niet in zee. Ze vonden roze schelpjes; geen zwaarden van piraten of aangespoelde haaientand of kisten met dukaten.
Op een avond na het eten - sudderlapjes met puree - zei tante Nel: “'t Is bramentijd. Wie gaat er morgen mee? We gaan naar onze duinen, we nemen emmers mee, die plukken we dan vol en daarna zwemmen we in zee." Wat schrokken onze tantes! Tante Jo gaf zacht een gil en Sien struikelde bijna met de bordjes puddingdril. Ko deed haar strenge lippen boos en stevig op elkaar, Jaan viel haast van haar stoel af en Rie plukte aan haar haar.
Ze zagen allemaal lijkbleek. Geen mens wilde meer eten. "De duinen zijn verboden, Nel," zei tante Ko verbeten. "Het is Verboden Toegang. Heb je dat dan nooit gezien? Er lopen koddebeiers rond en honden bovendien.
"Maar Nel," zei Jaan geschokt, "denk toch eens aan 't Fatsoen! Jij wilt toch niet dat Scheveningers Onfatsoenlijk doen?" En Jo drong aan: "Toe, lieve Nel, die duinen zijn niet pluis' het zit er vol Enge Mannen. Nel, laat ons maar liever thuis".
Maar hoe ze haar ook smeekten, tante Nel hield voet bij stuk: "Er is niets leukers in september dan de bramenpluk. En zijn jullie voor koddebeiers of voor honden bang? Dan nemen we bescherming mee: we hebben immers Sjang?"
En - 't is niet te geloven - na een nacht van angst en beven, stonden ze 's morgens klaar: waarachtig alle zeven! Ze waren nog een beetje bang en zongen dus heel hard van Welgeschapen Knapen en Michieltjes Jongenshart
Nou, dat ze bangig waren, dat kun je toch wel snappen? Wat stel je voor dat hen een koddebeier zou betrappen... Die sloeg hen in de boeien en wierp hen in 't gevang, daar moesten ze dan blijven, hun hele leven lang.
Maar tante Nel kende geen vrees en bij het prikkeldraad vlak bij een bord Verboden Toegang, kroop ze heel kordaat daaronder door. De anderen volgden. En zelfs tante Wijn bekende met hoogrode blos: "Verboden doen is fijn."
Het allerlaatst kwam kater Sjang, die wandelde bedaard onder het prikkeldraad door met een dunne, hoge staart. De tantes pakten emmers en ze hadden me een lol! Ze kletsten en ze giechelden en plukten emmers vol.
Er kwam geen hond en Sjang lag als een zoete poes te spinnen en om een uur of twee zei Nel:"Vooruit, de buit is binnen,. Vooruit, ga mee de zee in, het plukken is gedaan - de hoeden af, de jurken uit, de badpakken gaan aan."
Ze hadden badpakken met mouwtjes, dat stond keurig net, allemaal donkerblauw. Nee, dat van Jo was violet - dat vloekte wel een beetje. O! Ze waren door het dolle en wilden, tante Nel voorop, hard naar de zee toe hollen.
Sjang hield niet zo van water en bood aan te zullen passen op alle emmers bramen, op de jurken en de jassen. Hij zag hoe daar de tantetjes tekeer gingen als wilden (hij schaamde zich wel enigszins, omdat ze zo hard gilden).
Ze dansten in het water van Jan Huygen In De Ton en kregen kleurtjes op hun wanten - dat kwam van de zon maar ook wel van de opwinding. Ze kwamen hijgend terug en droogden zich toen lekker af en van elkaar de rug.
Ze gingen suffen in het duin en kregen woeste dromen: Over een koddebeier die hen achterna wou komen... Over een Enge Man met vampiertanden en een rochel die tante Jaan wou zoenen en slinks grijpen bij haar bochel
En bij een vals harmonium donderde dominee: Verdoemd zijn Bramenplukkers en Zwemmers In De Zee... Gelukkig maar dat kater Sjang toen hard begon te mauwen - ze wisten, wakker plots, dat ze nu graag naar huis toe wouwen.
Daar zaten ze wat stilletjes, Jo languit op de bank. Maar tante Sien ging aan de slag en maakte bramendrank: Ze deed eerst in een glazen pot suiker met brandewijn en dan de bramen uit de duinen - dat zou lekker zijn.
En telkens als er in dat jaar een tante jarig was, dan pakten ze de glazen pot en dronken ze een glas. Soms zelfs twee glazen. Heerlijk! Maar ze hielden hun fatsoen: "Nooit drie, wist tante Ko secuur, "Daar ging je mal van doen."
Kat Sjang kreeg ook een schoteltje met melk en bramensap, dat slobberde hij gulzig op, dan ging hij weer op stap. Hij zwiepte machtig met zijn staart en danste heen en weer, hij maakte op het dak een salto en kwam prachtig neer.
Tekst Mieke Tillema Tekeningen Patsy Backx.